Individuele en team simulatie: als luchtverkeersleiding

Voor de start van de simulatiesessie wordt een briefing gehouden door de instructeur. Na afloop van de sessie worden de observaties besproken. Indien nodig kan de instructeur ook tijdens de sessie feedback geven om het leerrendement te verhogen. Afhankelijk van de gekozen training zijn alle vliegtuigen gesimuleerd, of wordt één van de vliegtuigen in een simulator gevlogen door een mede-cursist.

 

Eénpersoons inzet als verkeersleider

In deze simulatorsessie treedt de deelnemer alleen op als verkeersleider in de gesimuleerde verkeersleiding (Air Traffic Control, ATC). Deze ‘verkeersleider’ moet een aantal aanvliegende vliegtuigen zodanig aansturen dat zij een veilige landing op de luchthaven Schiphol kunnen maken. Hierbij zal blijken dat één of meerdere vliegtuigen in de problemen komt of conflicterende belangen heeft. Het is aan de verkeersleider om hiervoor een adequate oplossing te bedenken. Als ondersteuning beschikken zij over een ‘radarscherm’ waarop de aanvliegende vliegtuigen zichtbaar zijn. Het contact met de vliegtuigen wordt onderhouden via portofoon communicatie.

 

 

 

Inzet als verkeersleidingsteamhufa28_1-300x206-1734574

In deze simulatie nemen de deelnemers de rol aan van een team bij de verkeersleiding. Ze treden  sturend op om de positie van de vliegtuigen in hun luchtruim te bepalen en deze op de juiste hoogte te sturen richting hun bestemming. De verkeersleiding bestaat uit een teamleider, een informatiecoördinator en twee verkeersleiders. De bedoeling is dat deze vier mensen als één team functioneren in de begeleiding van twee vliegtuigen.

Tijdens de simulatie krijgt de verkeersleiding te maken met problemen die deze twee vliegtuigen krijgen. Vanuit de verkeersleiding wordt dienstbaar opgetreden om de beide cockpitbemanningen te ondersteunen in de aanpak van deze problemen.

Door middel van een eenvoudige aan een radiobaken gelieerde tool en informatie ‘uit de cockpit’ kunnen de verkeersleiders de posities van vliegtuigen bepalen. Op basis van de hieruit resulterende beeldvorming en de eventuele problemen aan boord van beide vliegtuigen kan de verkeersleiding besluiten nemen over de juiste en meest veilige aansturing. Daarmee moeten ze de beide vliegtuigen zodanig aansturen dat er sprake is van een veilige vluchtuitvoering en landing en een daarmee passend ‘beheer’ van het luchtruim.